Evacuees en vluchtelingen in Ooststellingwerf 1941-1947

‘Het zielenaantal der gemeente aanmerkelijk verhoogd’ 

Ooststellingwerf was tijdens de Tweede Wereldoorlog een van de gemeenten met de meeste evacuees in Noord-Nederland. Hier was het relatief veilig en ook 'genoeg' te eten. In het voorjaar van 1945 verbleven er bijna 3000 evacuees en vluchtelingen bij particulieren en in instellingen. De honderden onderduikers zijn dan niet eens meegeteld.

De eerste oorlogsjaren

In november 1939 schrijft de commissaris van de koningin: ‘de mogelijkheid bestaat dat te eeniger tijd ook Uw gemeente als vluchtoord wordt aangewezen’. Gedurende de eerste oorlogsjaren is dat niet nodig. In de zomer van 1941 worden slechts enkele kinderen uit het zwaar gebombardeerde Rotterdam ondergebracht bij particulieren in Ooststellingwerf. In de zomer van 1942 gebeurt hetzelfde met kinderen uit Amsterdam. Een van die kinderen vertelt haar verhaal in 1975 aan de Leeuwarder Courant: ‘In 1942 mochten wij voor het eerst naar Friesland. Je mocht een week of acht blijven. Via de kerken ging dat. Wij gingen uit Amsterdam met de Lemmerboot en toen van Lemmer met de tram naar Donkerbroek, als ik het mij goed herinner. Wij kwamen terecht bij Mindert Veenstra en mochten gewoon Mindert tegen hem zeggen. Hij had een grote boerderij aan het eind van een zandweg. Eindeloos leek die toen. Van het oorlogsgebeuren merkte je niets.’

Eind 1942 wordt dat anders. Aanleiding vormt de plannen van de Duitsers voor de ontruiming van een flink deel van de Hollandse kust voor de aanleg van de Atlantikwall. Er wordt uitgegaan van de verplaatsing van meer dan 150.000 personen. In oktober stelt de burgemeester een lijst op van grote gebouwen in de gemeente. Jeugdherberg Us Blau Hiem bij Appelscha heeft dan 26 tot 32 bedden beschikbaar. Niet op de lijst staat het Friesch Volkssanatorium te Appelscha, want dat zit dan al ‘overvol’ met 92 patiënten en 60 evacuees. Later dat jaar wordt daar een extra barak gebouwd, zodat er 220 patiënten passen. Een deel van het personeel wordt gehuisvest op plaatsen die voor evacuees zijn bestemd. Op 21 december wordt aangekondigd dat Ooststellingwerf binnenkort 300 inwoners van de gemeente Velsen moet onderbrengen. Rekeningen voor de kosten van opvang kunnen naar het Rijk. H.J. Bergveld wordt namens de gemeente Ooststellingwerf de coördinator. Eind december 1942 ontvangt de gemeente als hulpmiddel voor de plaatsing een overzicht van personen en gezinnen uit met name IJmuiden en Bloemendaal met omschrijvingen als ‘zeer net echtpaar, middelbare leeftijd + 1 dochter 17 j, middenstand, NH’, ‘bejaard echtpaar + zoon 25 j, zeer nette menschen, middenstand, gaarne bij elkaar daar zoon zwak gestel heeft en niet werken mag’, ‘nette vrije jongeman uit arb. gezin 27 j.’, ‘jonge vrouw, man in Duitsland, zeer net, NH’. 

Formulier voor eigenaren van de woningen waarin evacuees moeten worden opgevangen (gemeentearchief Ooststellingwerf)

Bewoners van de kuststreek komen

Snel gaat de verplaatsing van de kustbewoners niet. Op 1 juli 1943 staan er nog maar 60 officiële evacuees geregistreerd, waarvan 23 uit Den Haag en 11 uit Velsen. Op 15 september 1943 komen er 298 evacuees, merendeels deel vrouwen en kinderen, via Steenwijk met een speciale tram naar Makkinga, Oosterwolde en Appelscha. Een deel van de bagage, max. 200 kilo p.p., volgt later per schip. Vanaf de tramstations staan er aangewezen boeren met wagens klaar voor verder vervoer. Voor Olde- en Nijeberkoop zijn bussen geregeld vanaf het station Steenwijk. Begeleiders brengen de evacuees, die al in Den Helder een nummer hebben gekregen en in zes groepen zijn verdeeld, naar de dorpen. Voordat de evacuees naar de opvangadressen gaan, slapen ze eerst een nacht bij die begeleiders thuis. Ongeveer 150 evacuees worden eerst in de buurt van Appelscha ondergebracht, zodat ze onderzocht kunnen worden op tbc. Alle kinderen moeten medisch gekeurd, voordat ze onderwijs mogen volgen.

Op 17 september bericht de burgemeester aan zijn ambtgenoot in Den Helder: ‘Mijn personeel en ik zullen er vanzelfsprekend naar blijven streven, om het verblijf der onvrijwillige gasten op Stellingwerfschen bodem zo aangenaam mogelijk te doen zijn’. Hij bedankt diezelfde dag ook nog het Rode Kruis te Leeuwarden voor ‘de voortreffelijke hulp’. Begin oktober brengt de evacuatiecommissie van Den Helder een bezoek aan de grotere dorpen in Ooststellingwerf om het horen hoe het gaat. Op 1 november 1943 telt de gemeente 237 evacuees en vluchtelingen, waarvan 169 uit Den Helder en 31 uit Den Haag. Een aantal was alweer vertrokken naar een ander adres, soms zonder vergunning. De opvang verloopt niet probleemloos. In november blijkt dat in 3 gevallen evacuees waren ondergebracht in kwartieren die met het oog op de naderende winter niet voldoende beschutting zullen bieden. Enig gedoe is er over o.a. de vergoeding van inkwartiering, de eigen bijdrage en inspraak bij de plaatsing. Gereformeerden willen bijvoorbeeld het liefst bij gereformeerden worden ondergebracht. Een aantal alleenstaande evacuees mist de familie heel erg. Een vrouw in het sanatorium vraagt om schoenen of slofjes. Sommige evacuees duiken onder.

Ook van de eigen inwoners komen tientallen klachten. Een pasgetrouwd stel te Haulerwijk, woont bij de ouders van de vrouw in, maar moet hun kamer uit voor een evacuee. Een ander schrijnend verhaal: ‘wij zitten momenteel zonder dienstmeisje en zonder werkster zodat mijn vrouw de laatste weken geheel alleen de huishouding doet. Tot overmaat van ramp ontvingen we heden morgen bericht dat ons 5 evacuees zijn toegewezen, nl. een vrouw met 4 kinderen van 6-13 jaar, met de plicht om die te voeden en te verzorgen’. In Appelscha is in oktober 1943 sprake van een onhoudbare toestand op een boerderij. De controleur van het evacuatiebureau pleit voor opname van een gezin in een inrichting vanwege vervuiling, echtelijke ruzies en intimidatie. De kwartiergever: "Als ik weer kwam, zou hij mij aan het mes rijgen…Hij heeft zijn vrouw verboden om het eetgerei af te wassen. Het gehele gezin heeft zich sedert 15 september j.l. nog niet verschoond". Overplaatsing naar een kamp volgt inderdaad. Een andere inwoonster van Appelscha vraagt ook overplaatsing van haar evacuees aan: "De menschen zijn zoo vuil. Zij houden de boel niet schoon. Ze gooien ons de boel ook nog stukken. Zij heeft ook ongemak op haar hoofd. Zit in de vlooien en als ze het eten s avonds op hebben, zet zij de etenspan met eten ongedekt achter de kachel en laat daar de hele nacht staan, zonder ze schoon te maken". Bovendien maakt de dame in kwestie kennelijk avances naar de echtgenoot van de klaagster. 

Een nieuwe vluchtelingenstroom

(Hepkema’s Courant, 8-11-1944)
(Hepkema’s Courant, 8-11-1944)

In het najaar van 1944 komt de frontlijn bij de grote rivieren te liggen en ontstaat een vluchtelingenstroom. Op 31 oktober 1944 meldt de commissaris van de koningin dat gemeenten in Friesland rekening moeten houden met elk ca. 1500 vluchtelingen uit Gelderland en Limburg. Er wordt dan onderscheid gemaakt tussen ‘geëvacueerden’, ‘oorlogsgeweldvluchtelingen’ en ‘angstvluchtelingen’. De laatste categorie heeft in de regel geen recht op vergoedingen. Verplicht toegewezen evacuees hebben voorrang op huisvesting. Er vormen zich dan ook verschillende vluchtelingencomités in de gemeente. Die lokale comités houden o.a. lijsten bij inwoners die de vluchtelingen op een of andere wijze willen ondersteunen. De gemeente richt in 1944 ook een aparte afdeling evacuatie op. Men moet zich daar laten registreren en een afspraak maken voor medisch onderzoek. Het voeden van de nieuwe inwoners geeft geen problemen, uitgezonderd de broodvoorziening. Ook evacuees ontvangen bonnen van de distributiedienst. Geboorten, echtscheidingen en overlijdens zijn er eveneens. Een enkele evacuee volgt zelfs een studie. Soms is het voor de achterblijvenden niet duidelijk waar hun geëvacueerde familielid verblijft.

Vanaf januari ontruimen de Duitsers uit veiligheidsoverwegingen Limburg ten oosten van de Maas. Zo vertrekken op 1 februari de inwoners van Swalmen per trein naar het noorden. Een groot deel komt per boerenkar in Oldeberkoop aan en wordt vervolgens verspreid over de omgeving. Ruim honderd gaan naar Boijl en kleine groepjes komen terecht in Appelscha, Oosterwolde en Haulerwijk. Op 10 februari 1945 worden er 318 nieuwe evacuees en vluchtelingen geregistreerd. Er is dan al een noodziekenhuis voor verpleging van evacuees opgericht in Fochteloo. Medisch toezicht blijkt eveneens nodig als er bij een evacuee uit Arnhem kleerluis wordt geconstateerd. In het politiemaandrapport van 15 februari meldt de burgemeester: "Door opname van een vrij groot aantal vluchtelingen uit het Zuiden des lands is het zielenaantal der gemeente aanmerkelijk verhoogd met al de gevolgen van dien. De bevolking gedraagt zich rustig en schikt zich in de bijzondere omstandigheden".  Vanaf januari worden ook kinderen uit de hongerende Hollandse steden opgevangen. Aparte vermelding verdient de plaatsing van 45 kinderen in Haule door Anne van Weperen vanaf 6 april. 

Hongerevacuee Ferry Bosselaar uit Rotterdam, tweede van rechts, op de boerderij van Anne van Weperen (met hoed). De foto is waarschijnlijk gemaakt in 1942 (Historische vereniging Haule)
Hongerevacuee Ferry Bosselaar uit Rotterdam, tweede van rechts, op de boerderij van Anne van Weperen (met hoed). De foto is waarschijnlijk gemaakt in 1942 (Historische vereniging Haule)
Terugkerende evacuees ergens in Friesland (Fries Verzetsmuseum)

Op 13 april wordt Ooststellingwerf bevrijd, maar de evacuees mogen nog niet direct naar huis. Eind april worden er plaatselijke aanmeldingscentra voor repatriërenden opgericht. Op 26 mei gaat de grootste groep Swalmenaren terug naar huis. Tiel Abrahams-Fransen schrijft in haar dagboek: ‘nog een laatste stevig handdruk en wij begonnen de reis naar Limburg. Het was half acht toen wij boven op Haulerwijk vertrokken. Onze Piet was direct ziek en moest braken. Onderweg werd veel gezongen en het zitten was moeilijk. Later werd ik ook niet goed, het was zo benauwd. Omstreeks 6 uur des morgens passeerden wij den rijn. Om kwart voor tien waren wij Swalmen. Eindelijk thuis.’ Op 18 juni zijn er nog 2105 evacuees, exclusief 623 hongervluchtelingen. Terugkeer lukt niet veel sneller, want een plaats als bijvoorbeeld Renkum ligt dan nog in puin. Op 18 oktober blijkt er nog een tiental uit Arnhem e.o. afkomstige evacuees in Oost te verblijven; de meesten zgn. NSB-evacuees. De waarnemend burgemeester schrijft aan het Provinciaal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers ‘ik zal het zeer op prijs stellen, dat deze gezinnen naar hun woonplaats terugkeren of dat u plaatsing in een kamp zult willen bevorderen’. Eind oktober zijn de evacuatiewerkzaamheden ten einde. Op 1 mei 1947 staat er toch nog een tiental evacuees ingeschreven in het bevolkingsregister. In enkele gevallen lukt het domweg niet om een passende woning in de plaats van herkomst te vinden.
 

Bron: Klaas Zandberg, gemeentearchivaris van Ooststellingwerf, Weststellingwerf en Opsterland

Meer informatie?

U kunt het gemeentearchief bezoeken. De studiezaal is elke donderdag open van 9.00 tot 16.30 uur. Maak hiervoor eerst een afspraak via telefoonnummer 14 0516 of mail naar gemeente@ooststellingwerf.nl.